31. Abdij van Postel

Een volwaardige kerk en een eigen wapenschild

door Dr. Daniel Maes

De vierde abt van Floreffe, Herman, kan terecht de kerkenbouwer genoemd worden. Hij beijverde zich ook voor de bouw van een waardige kerk te Postel, ter vervanging van het stenen gebedshuis, waarvan niets werd bewaard noch teruggevonden.

De Rijnlandse-romaanse kerk werd opgetrokken met grauwe turfsteen, aangevoerd uit de Eifel. Met haar eenvoud en sobere schoonheid is ze een van de waardevolste monumenten van deze streken geworden. Volgens een documentje, in 1645 onder het altaar gevonden, zou deze kerk in 1190 gewijd zijn door Isfridus, de norbertijnerbisschop van Ratzeburg. Hierover is echter wel enige betwisting mogelijk. Deskundigen beweren dat het gewelf van het koor en de afwisseling van lichte en zware pijlers, bouwmotieven zijn van Rijnlandse kerken die pas tientallen jaren later werden gebruikt. Hoe het ook zij, de kerk dateert van de twaalfde of dertiende eeuw.

Het stemmige koor heeft een ovenvormig gewelf en halfrondeabsis. Een triomfboog scheidt duidelijk koor en schip. Het schip vertoont de oud-christelijke basilika-stijl zonder kruisbeuken. In de middenbeuk zijn twee kleinere bogen telkens door een muurboog overspannen, afgewisseld met lichte en zware pijlers. Dikke muren en kleine raampjes kenmerken deze bouw. Oorspronkelijk had de kerk ook een houten gewelf. In het tweede gedeelte van deze bijdrage zullen we de gelegenheid hebben dit mooie bouwwerk uitvoerig en van nabij te bewonderen, zoals het er nu nog staat.

Ondertussen waren de grondslagen voor een goede stichting gelegd.

De abt van Floreffe was en bleef nog voor eeuwen de hoogste overste van de Postelse gemeenschap maar het dagelijks werd waargenomen door de zogenaamde ”meester of prior”, waarbij ook de  “provisor” een zeer belangrijke rol vervulde. Postel heeft vele uitstekende meesters of plaatselijke oversten gehad, wat best bewezen wordt door het feit dat herhaaldelijk de meester van de Kempense stichting naar Floreffe geroepen werd om daar abt te worden.

Postel groeide naar een steeds grotere onafhankelijkheid. In de loop van de veertiende eeuw zien we een eigen wapenschild opdagen: de drie molenijzers van sabel-zwart op zilveren veld. Dit wapenschild kan men ook nu nog zowat overal aantreffen in de abdij. De spreuk hierbij klinkt aldus: cruce vincit veritas = door het kruis overwint de waarheid. De juiste oorsprong van dit schild en deze leuze zijn niet met zekerheid gekend. Wellicht nam de Postelse gemeenschap dit over van de familie Stakenborg, die vele goederen aan de gemeenschap heeft geschonken. Een van de kinderen, Hendrik van Stakenborg († 1359) trad zelf in in te Floreffe en werd meester te Postel. De betekenis van de molenijzers kunnen we zoeken in de ontginningen, die met noeste arbeid werden doorgevoerd om graan te winnen, dat tussen de molenstenen (samengehouden door molenijzers) gemalen werd. Een molen hebben en zelf mogen malen betekende ook vrij zijn, het was een voorrecht. De leuze “door het kruis overwint de waarheid” klinkt als een strijdkreet van een kruisvaarder. Hendrik was inderdaad vóór zijn intrede als norbertijn, naar het Heilige Land getogen als kruisvaarder.

Bron: De abdij van Postel vroeger en nu