23. De oudste generaties der familie Stakenburg (1980)
door Dr. A. J. Teychiné Stakenburg (1980)
Het is met het inpassen van onze tot voor kort oudst-bekende voorvader Jan van Westerwijk Stakenburg ( ±1340 - vóór 1386) in de stamreeks van het in de vroege Middeleeuwen in Noord Brabant voorkomende geslacht Stakenborch een moeilijk geval. De oude school der genealogen, onder wie A.A. Vosterman van Oyen, heeft lange tijd getracht de achterhoede van de oude ridders uit het Huis Stakenborch aan de koplopers van de bourgeoisie Stakenburg te lijmen, om het maar een plastisch uit te drukken, terwijl zij met meer kans van slagen de weg van nu af terug had kunnen inslaan om te bezien of er tussen die twee een ontmoetingspunt ligt. Het gaat daarbij vanzelfsprekend om bewijzen, zonder echter aan zekerheid grenzende aannemelijkheden geheel uit te schakelen. De fantasie mag immers dan slechts een rol spelen, indien zij zo’n bewijs, zo’n hypothese in een verklaarbaar geheel, een zinvol verband kan opnemen. Zij maakt dan van veronderstellingen als het ware stellingen; ze rondt deze af tot documenten, axioma’s zelfs
Met deze filosofie voor ogen, wagen wij thans een nieuwe poging aan een lang gezochte en vermoede alliantie tussen Stakenborch en Stakenburg “the benefit of the doubt”mede te geven. Niets meer, maar ook niets minder.
Het oudste “bewezen” gegeven over onze familie ziet er als volgt uit:
Jan van Westerwijck van Stakenborch |
Wouter | Agnes | Kathelijn | Heijlwich | Hendrik | Mathijs | Willem |
Schepen van Arendonk ↓ Wouter
|
† vóór 1444 |
† 1431 2e Engbrecht van de Venne
|
±1365-vóór 1406 ↓ Jan Stakenburg Enz. |
† vóór 1424 |
† vóór 1445 ↓ Jan
|
De plaats der handeling is Hilvarenbeek ( Westerwijk, Biest, Gorp, Loo en Voort zijn buurtschappen) Hilvarenbeek was van ouds een Heerlijkheid, die voor de ene helft leenplichtig was aan de Hertog van Brabant en voor de andere aan de Prins-bisschop van Luik; daaronder viel onder meer Diessen met als gehucht de herdgang Baescot. Waarschijnlijk was Baescot, ook wel Boescot aangeduid, een onaanzienlijke allodiale Heerlijkheid, dat wil zeggen een bescheiden zelfstandig goed, wat enige generaties lang in het bezit van de familie Van Boescot (naar Brabantse trant met typische klinkerverdubbeling van de O ook Bois(s)chot geschreven) was, uit wiens handen het voor korte tijd in die van het geslacht Stakenborch overging.
Verscheidene bronnen in handschrift (wij laten de in de zeventiende en achttiende eeuw gedrukte genealogieën als zeer onbetrouwbaar terzijde) tonen aan dat er in 14e eeuw een familie Van Boescot Stakenborch in en rondom Hilvarenbeek woonde en grote bezittingen had. Charters, bewaard in de Abdij van Postel ( België) en schepenakten van ’s-Hertogenbosch laten hierover geen enkele twijfel bestaan. Zij samen stellen ons in staat de volgende opstelling te maken:
Willem II De Roovere Stakenborch |
Hendrik Stakenborch | Willem III Stakenborch | Jan Stakenborch |
Mathijs I van Boescot Stakenburg |
± 1290 – 1359 |
Knaap
|
† vóór 1357 |
± 1293 – vóór 1357 ⇓ ⇓ |
Arnold Stakenborch |
Hendrik Stakenborch van Bergelen |
Mathijs II Stakenborch van Boescot |
Steven van Boescot |
Pastoor van Lithoyen |
In leven 1362 |
± 1318 - 1382/1383 |
In leven 1357 |
Voor zover het nu titels (aanwezig in Postels abdij) aangaat, zijn deze vooral interessant omdat zij betrekking hebben op een proces, dat de zo juist vermelde Stakenborchen voerden om bepaalde goederen, welke de provisor Hendrik Stakenborch van zijn twee broeders tijdens hun kruistocht in bewaring had genomen en buiten hun medeweten aan dit Godshuis had geschonken, daarvan terug te krijgen. De charters geven ons veel inlichtingen! In een van deze stukken is (in hedendaags Nederlands vertaald) sprake van “de verpande brieven van de cijns en heerlijke rechten van Boischot en van alle andere goederen daar onder Hilvarenbeek gelegen, toekomende de kinderen van Thieus(Matheus). Met laatsgenoemde is dan ook bedoeld de op ons tweede overzicht vermelde Mathijs I van Boescot Stakenborch, die (eveneens volgens die oude papieren) de jongste zoon en erfgenaam van zijn moeders familie was. Hij komt in 1357 al als overleden voor. Over hem en zijn broer Willem III Stakenborch geeft het onlangs door Mr. C.H.Hanegraaf over zijn familie gepubliceerde boek uitvoerige gegevens.
Hoe zij circa 1343 naar het Heilige Land trokken en na veel omzwervelingen waarschijnlijk in Aleppo terecht kwamen, waar zij uit gevangenschap moesten worden losgekocht, lijkt een waarschijnlijke reconstructie van door Hanegraaf zorgvuldig verzamelde en kritisch geordende gegevens. Het losgeld voor Willem kwam van de kant der Stakenborchen, welk aderlating van het familievermogen hem noodzaakte in Brussel een nieuw leven te beginnen, waar hij omstreeks 1355, op gevorderde leeftijd dus al, de rijke Mechtildis de Hertoghe trouwde en er weer bovenop kwam. Maar Mathijs kinderen kwamen op de keien te zitten, daarvoor zijn vrijkoop de Heerlijkheid Boescot cum annexis door zijn moeder te Diest moest worden verpand voor zeshonderd gouden schilden, welke schuld later niet kon worden ingelost. Waarschijnlijk overleed hij al in Aleppo voordat deze financiële transactie was geregeld: aannemelijker lijkt het ons dat hij op zijn lange terugreis naar Hilvarenbeek omkwam, in elk geval voor 1357.
Deze feiten zijn, op grond van de oorkonden, onloochenbaar; zij staan zogezegd als een paal boven het Hilver-water! Maar laat ons voordat wij zo hoog op het paard gaan zitten nu eens zien naar onze andere, al aangeduide bron: de Bosse akten, die van omstreeks 1367 af zijn bewaard gebleven. Wij drukken hierbij af een fotokopie van een dier signaten, welke onder de datum 15 maart 1369 in het latijn geschreven protocol der schepenen aldaar voorkomt. Wij geven tevens en transcriptie en een vertaling ervan.
Matheus de Boescot, Henricus Stakenborch ejus filius, Ludovicus dictus de Eyndouts, gener dicti Mathei, Johannes et W(ilhelmus) (Stakenborch, filii dicti Mathei) (promiserunt) super omnia Reynero de Barleham, quod ipsi debitores dicti Reynero VIII et L libras monete infra annum datum presentium sine medio ( sequentem in bonis hereditaris) in (vili-) cationibus situatis seu in hereditariis censibus seu hereditariis pactionibus infra dictam vilicationem solvendis assignabunt, quas hereditatis census et pactiones dotis ad jus oppidi de Buscoducis possidebat…Primus servabit omnes indemnes.
Mathijs van Boescot, Henrick Stakenborch, zijn zoon, Lodewijck geheten van Eyndhout, schoonzoon van de genoemde Mathijs, Jan en Willem… hebben beloofd onder verband van al hun goederen aan Reyner van Barleham, dat zij, schuldenaars, voor de genoemde Reyner 850 pond payment binnen een jaar, dat op de datum van deze brief onmiddellijk volgt, op erfgoederen in de meierijen (kwartieren der meierijen van Den Bosch?) of in de meierijen van den Bosch gelegen of op erfcijnzen of op erfpachten, binnen de genoemde meierij te betalen, zullen aanwijzen (vastzetten) welke erfelijke cijnzen en pachten genoemde Reyner met Ermgart, zijn echtgenote, dochter van de genoemde Mathijs, als huwelijksgift volgens het recht der stad ’s-Hertogenbosch zal bezitten. De eerste (Mathijs) zal allen schadeloos stellen.
Bovenstaande acte stelt ons in staat het volgende tableau de la troupe samen te stellen, dat wij aanvullen met verdere gegevens, die de genoemde schepenregisters over de volgende jaren opleveren.
Mathijs II Stakenborch van Boescot |
Hendrik Stakenborch |
Elisabeth | Jutta | Ermgard |
Jan van Westerwijk Stakenborch |
Willem van Boescot Stakenborch |
Reijnier Haengrave van Stakenborch |
in leven 1404 |
In leven 1403
|
In leven 1382 ↓ |
+ voor 1427 1) Reijnier van Barleham
|
te Hilvarenbeek
|
† 1422 -1427
|
† vóór 1418 |
De in facsimile opgenomen tekst is, toegegeven!, moeilijk leesbaar, maar aan de vaardigheid van wijlen F.W. Smulders (aan wie wij deze acte en zovele andere vondsten te danken hebben) in het ontcijferen en vertalen ervan behoeft niemand te twijfelen. Men kan zich bij hernieuwde lezing ten hoogste afvragen waarom Reijnier Haengrave van Stakenborch er niet in voorkomt. Misschien moet het antwoord wel luiden dat hij in 1369 als jongste zoon nog minderjarig was.
***
Deze zijn onze stellingen, gegrond op materiaal dat, wij herhalen het, iedere historicus kan raadplegen. Terzelfdertijd leven er in Hilvarenbeek en omgeving twee families: de ene Van Westerwijk Stakenburg, de ander Van Boescot Stakenborch. Wij nemen niet aan dat laatstgenoemde geslacht destijds werkelijk lang in “Beek” heeft gewoond. De Stakenborchen verloren namelijk in 1359 het reeds vermelde proces tegen de Abdij van Postel, hetgeen inhield dat zij het merendeel van de door de provisor Hendrik geschonken en de ten behoeve van Willem en Mathijs beleende goederen en verkochte bezittingen niet terug ontvingen. De kleine zogenaamde Heerlijkheid Boescot onder Diessen (thans nog als het vlek Baarschot op de stafkaart van Noord Brabant voorkomend) ging ter ziele en de berooide Mathijs II Stakenborch van Boescot verplaatste zijn decor naar Someren en Asten. Dat was immers de bakermat van zijn voorouders De Roover Stakenborch.Hij vestigde onder Vlierden in de parochie Asten een nieuwe mansus”Boescot”, waarvan in de veertiende en vijftiende eeuwse Bosse schepenacten herhaaldelijk sprake is.
Op dezelfde wijze zou de tak van zijn oudere broeder Hendrik Stakenborch van Belgeren(of Beirgulen) een nieuw bezit “Stakenborch”onder Vlierden vestigen, ook al historische grond.
***
Nu met deze gegevens gewapend al op het vinkentouw zou zitten conclusie te nemen, doet goed ze eerst nog eens te toetsen aan een derde, voor deze nog niet in dit verband geraadpleegde bron, welke zich in het Algemeen Rijksarchief te Brussel bevindt: de hertogelijke cijnsboeken van Hilvarenbeek. Het oudste, althans bewaard gebleven, dateert van 1340 – 1342 en bevat jongere aanvullingen en verbeteringen; het daarop volgende, van omstreeks 1380, is ook weer met allerlei toevoegingen en correcties van een latere hand bijgewerkt.
Deze registers, evenals de protocollen van ’s-Hertogenbosch in het Latijn gesteld, zijn voor een mediaevist niet moeilijk toegankelijk, maar toch is het nodig er wat de weg in te leren vinden, aangezien dezelfde daarin vermelde leenhouders zich al naar gelang van hun bezittingen in de verschillende buurtschappen van Hilvarenbeek telkens anders noemen. Zo behoren bijvoorbeeld niet allen, die als Van Westerwijk zijn geboekstaafd, tot een en dezelfde familie, gesteld al dat er werkelijk een oud-Brabants geslacht van die naam heeft bestaan. Hetzelfde geldt ook voor Van der Biesten, Van Gorpen, Van der Loo’s en Van der Voorts. Desalniettemin valt naar het ons wil voorkomen niet te twijfelen aan deze voor onze bewijsvoering belangrijke inschrijvingen:
Ioannis filius Mathyae de Bascot
Ioannis filius Matyae de Bascot
Matias filius Ioannis Matyae de Bascot
Ioannis filius Matyae Baescot
Hieruit blijkt ons dat in de cijnsboeken van Hilvarenbeek een Mathijs van Ba(e)scot wordt vermeld in verband met leengoederen aldaar van zijn zoon Jan, van wie de uit 1342 Mathijs I van Boescot Stakenborch zal zijn en die uit 1380 niemand anders dan zijn zoon Mathijs II kan zijn. Deze laatste heeft een zoon Jan en Jan heeft wederom een zoon Mathijs.
De vraag wil nu gesteld zijn of Ioannis filius Matyae de Ba(e)scot identiek is aan Jan van Westerwijk Stakenburg. Ervoor pleiten:
Beiden komen in dezelfde periode te Hilvarenbeek voor en het zou wel uitzonderlijk zijn wanneer in zo’n gat twee families van dezelfde naam tegelijkertijd leefden, die niets met elkaar hadden te maken.
- Naar datering van de generaties kloppen de feiten
- Onder de voornamen van de kinderen van Jan van Westerwijk Stakenburg komen de oude Stakenborch voornamen Hendrik, Mathijs en Willem voor, evenals in het gezin van Mathijs II
- Een dochter van Jan van Westerwijk Stakenburg, genaamd Kathelijn is gehuwd met Mathijs Danielsz. van Vladeracken. Mathijs II van Boescot Stakenborch heeft een dochter Jutta wier zoon Jan Danielsz. van Vladeracken aanvankelijk voogd is over een der kinderen van Jan van Westerwijk Stakenburg, hetgeen sterk wijst in de richting van de nabije familierelatie neef en nicht.
Ertegen zouden deze bedenkingen kunnen bestaan:
- Uit de Bosse schepenacten is tot dusverre niet gebleken dat de Beekse Van Westerwijk Stakenburgen betrokken zijn bij de goederen onder Asten, Someren en Vlierden, die van oudsher in het bezit der Stakenborchen waren. Aangezien Mathijs II echter anno 1364 in een te Postel bewaard charter officieel afziet van zijn rechten op de door zijn oom, de provisor Hendrik, aan de abdij weggeschonken goederen, behoeft dit geen verbazing te wekken: hij sloot daarmee immers alle verdere aanspraken van zijn nakomelingen voor goed uit.
- Jan van Westerwijk Stakenburg heeft geen zoon Reynier Hennegrave of Reijnier Stakenborch, maar de andere takken der Stakenborchen hebben die vrijwel allemaal, zelfs die van Willem Stakenborch te Brussel
- De tak Van Westerwijk Stakenburg wordt geen enkele maal genoemd in de stukken betreffende het proces tegen Postels Abdij, dat in 1357 ( dus zeven jaar voor de datum van het onder 1 genoemde charter) aanvangt. Maar Jan van Westerwijk Stakenburg was toen nog een 16 á 17 jarige jongen. (zie ook punt 1)
Wij zijn van mening dat, hoe gecompliceerd de legkaart der voorhanden zijnde stukjes van de genealogie ook is, onze rechtstreekse “bewezen” voorvader Jan van Westerwijk Stakenburg (+/- 1340 – vóór 1386) te Hilvarenbeek dezelfde is als de jong overleden zoon van Jan van Mathijs II Stakenborch van Boescot, eveneens te Hilvarenbeek. Waarom er een incognito Van Westerwijk moest worden gevoerd, zal waarschijnlijk nooit voor de volle zekerheid komen vast te staan. Uit de vermelde cijnsboeken is ons bekend dat hij zich ook enige malen aandient als “Johannes de Westerwijc” met de raadselachtige toevoeging; “consanguineus Lucae” Een schuilnaam soms bij zijn beheer van leengoederen van een naast familielid Lucas (van der Voort)? Of valse schaamte over het verval van zijn familietak?
Links en rechts in de genealogie der Middeleeuwse Stakenborchen komen vele Jannen voor. Bijvoorbeeld ook onder de bastaardnakomelingen van de reeds vaak geciteerde Meester van Postel, Hendrik Stakenborch. Maar diens zoon Jan, die zich doorgaans Jan de Monic of Jan Monicx noemt, kan de gezochte niet zijn, want hij had al zijn goederen onder Someren liggen en leefde nog lang na 1386. Om navenante redenen komen andere Jannen Stakenborch, die in hetzelfde tijdvak zijn te plaatsen, niet in aanmerking.
Uit de mogelijkheden kiezen, schenken wij op grond van het bovenstaande het voordeel van de twijfel voorlopig aan Jan Van Westerwijk Stakenburgs afkomst als een der zoons van Mathijs II van Boescot Stakenborch te Hilvarenbeek, waar de kale zich Van Westerwijk noemende jonker Jan als “proprietaire cultivateur”op de uit de debacle geredde gronden de Boescots zelf de ploeg ter hand moest gaan nemen. Dat “noblesse oblige” bewees zijn zoon Hendrik Stakenburg van Westerwijk, die uit het Bosse patriciaat der Minderbroeders zijn vrouw koos. Ook dat feit is in dit verband typerend: de nauwe grenzen van Hilvarenbeek bestonden voor de Stakenburgen niet! Zij behielden en vermeerderden o.a. hun bezit in Geffen, ’s-Hertogenbosch, Oirschot, Poppel, Udenhout en Weelde, zelfs door het gehele Brabant Septentrional heen.
Onze imaginatie heeft naar onze opinie de onderstelling op een wetenschappelijke verantwoorden wijze welhaast tot een stelling gemaakt. Postuum krijgt de genealoog Vorsterman van Oyen misschien dan na een eeuw toch nog gelijk. De Viaanse Joost Stakenburg (1684-1747) met zijn verloren gegaande zegel in dat geval ook.
Quad erat demonstrandum
Bron: "De oudste generaties der Familie Stakenburg" door Dr. A.J. Teychiné Stakenburg (1980)